Je hoeft niet zomaar uit huis
Veel kinderen en volwassenen denken dat een kind direct uit huis wordt geplaatst als je hulp vraagt bij kindermishandeling. Dat is gelukkig bijna nooit zo. Als een kind wel uit huis geplaatst wordt, is dat vaak tijdelijk en alleen omdat het thuis dan echt heel onveilig is.
Als er hulp wordt gevraagd voor een kind dat wordt mishandeld of verwaarloosd, dan kijken de hulpverleners eerst samen met de ouders en het kind hoe het weer veilig kan worden thuis. De problemen worden open en duidelijk besproken en er worden afspraken gemaakt.
Soms zijn de problemen in een gezin zo groot dat het beter is dat een kind – tijdelijk – ergens anders gaat wonen. De ouders en hulpverleners kunnen dan werken aan het oplossen van de problemen van de ouders. Soms zijn ouders depressief, hebben ze geen werk of schulden. Als ouders worden geholpen, wordt het vaak meteen een beetje veiliger thuis.
Logeren bij familie of vrienden
Hulpverleners willen het liefst dat kinderen bij hun ouders blijven wonen. Als dat niet kan, omdat het onveilig is, dan wordt eerst de hulp ingeschakeld van familie of vrienden. Het is fijn als kinderen daar een paar nachten kunnen logeren. Kinderen gaan ook het liefst bij een bekende logeren. Als er niemand is die de kinderen kan opvangen, dan wordt er een pleeggezin gezocht. Een kind uit zijn huis halen en ergens anders laten wonen, is eigenlijk een laatste redmiddel van hulpverleners om ervoor te zorgen dat een kind zich weer veilig gaat voelen.
Kinderrechter spreekt zich uit
Als ouders niet willen meewerken aan hulp en het is thuis echt onveilig, dan kunnen de hulpverleners het kind niet zomaar uit huis plaatsen. Veilig Thuis, waar de hulpverleners werken, gaat dan naar de Raad voor de Kinderbescherming en vraagt om beschermende maatregelen voor het kind. De Raad voor de Kinderbescherming start een onderzoek naar de thuissituatie van het kind. Dat onderzoek gaat naar een kinderrechter en die beslist of het kind thuis mag blijven wonen of niet.
De kinderrechter kan ook tegen ouders zeggen dat ze moeten meewerken aan de hulp en dat het kind uit huis geplaatst zal worden als ze dat niet doen. De kinderrechter luistert bij het onderzoek ook naar de ouders. Kinderen vanaf twaalf jaar mogen ook zelf hun verhaal vertellen aan de rechter. Als ze willen, kan dat zonder dat hun ouders er bij zijn. Gelukkig werken de meeste ouders wel mee aan de hulpverlening en willen zij ook dat het thuis weer veilig wordt.
Kleine stapjes
Kinderen die – tijdelijk – uit huis geplaatst zijn, mogen terug naar huis als de situatie weer veilig is. Dat gaat meestal niet van de ene op de andere dag. Dat gaat in kleine stapjes. Eerst gaan ze één dag weer naar huis. Iedereen kan zo weer aan elkaar wennen. En het positief opvoeden en gezellig en lief met elkaar omgaan kan worden geoefend. Als dit allemaal goed gaat, kunnen ze weer eens een nachtje thuis slapen. Die dagen en nachten breiden zich daarna langzaam uit. Dit gaat allemaal in goed overleg met de ouders, het kind en de hulpverlener.