Het Klokhuis over Kindermishandeling

Zij vertelt over...

"Het scheelt heel veel als je erover praat. Met iemand bij wie je je veilig voelt."


  • Ergste: “Mijn moeder en zus hadden ook heel vaak ruzie. Als ik uit school kwam, probeerde ik meteen te ontdekken: Is er ruzie? Komt er ruzie? De sfeer was heel naar thuis en dat had effect op mij. Ik voelde me er niet veilig. Ik had geen gevoel van: ‘Ah, lekker, ik ben thuis’. Ik was altijd met mijn moeder en mijn zus bezig en haalde ze uit elkaar als ze ruzie hadden. Ze vroegen aan mij hoe zij met elkaar om moesten gaan. Daardoor was ik constant met een ander bezig en niet met mezelf. Ik voelde me verantwoordelijk. Er was geen ruimte voor mij. Ik kon me geen kind voelen thuis. Ik heb me daardoor ook heel eenzaam gevoeld. Pas als ik naar school ging en de deur dicht deed, was ik kind. ”
  • Niet normaal: “Ik wist wel dat het bij vriendinnetjes anders ging. En dat het niet normaal was wat er bij mij thuis gebeurde. Maar ik was me er niet van bewust dat er sprake was van verwaarlozing. Ik wilde het geen mishandeling noemen. Dan word je moeder ook neergezet als dader.”
  • Signaal: “De sfeer en spanningen thuis nam ik mee naar school. Daar ging het niet goed met leren. En ik maakte ruzie. Ik sloeg klasgenootjes. Kinderen waren bang voor mij. Dat mijn gedrag een reactie was  op de verwaarlozing, dat wist niemand. Ik dacht wel eens: ‘Ben ik de enige?’ Op school hoorde ik ook nooit iets over kindermishandeling. Daar werd niet over gepraat. Ik vind dit vreemd. Waarom krijg je op school over alles informatie behalve over kindermishandeling? Terwijl dat zoveel voorkomt!”
  • Dit hielp haar: “Het scheelt heel veel als je erover praat. Met iemand bij wie je je veilig voelt. Ik ben uiteindelijk met een vertrouwensarts op school gaan praten. Op de middelbare school pas. Daarvoor heb ik altijd mijn mond gehouden. Omdat ik bang was voor wat er dan zou gebeuren. Ik was bang uit huis geplaatst te worden. Dat idee was helemaal erg. Dat was nog erger dan hoe het er thuis aan toe ging. Ik vroeg me ook af wat iemand eraan zou kunnen veranderen als ik mijn mond zou opentrekken?

    Toen ik er eenmaal over ging praten, was dat heel fijn omdat ik eindelijk mijn verhaal kwijt kon. Als ik op jonge leeftijd al met iemand had kunnen praten, had mij dat enorm geholpen. Inmiddels praat ik er ook met mijn moeder over. Mijn moeder begrijpt mijn kant van het verhaal ook beter. En ik haar ook. Daardoor kan ik dingen een plek geven. Ouders die mishandelen reageren vaak uit onmacht. Dat begrijp ik nu. Mijn moeder kon haar liefde voor mij niet overbrengen.”

  • Nu: “Ik was jarenlang een ongelukkig kind, maar nu gaat heel goed met me. Ik studeer politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en woon in een heel gezellig studentenhuis. Ik vind het soms wel moeilijk om op mijn jeugd terug te kijken. Als ik eraan terugdenk, word ik heel kwaad. Ik ben snel boos. Dat had ik als kind ook al. De woede die ik in me heb, raak ik kwijt door hard te lopen of naar de sportschool te gaan. En ik werk bij een stichting die andere mensen helpt en informeert over kindermishandeling. Daar doe ik iets positiefs met mijn ervaringen. Ik probeer andere mensen te helpen en te informeren. ”